Op deze pagina kunnen coaches en trainers informatie vinden om bij hun taak te ondersteunen. Trainingsoefeningen, coachtechnieken en nog meer. Heb je informatie die goed in dit rijtje zou passen? Mail het naar [email protected]
Algemeen
Wekelijks zijn er meer dan 14.000 jeugdteams actief op de hockeyvelden. Variërend van de jongste jeugd tot de oudste junioren. Deze teams worden allemaal begeleid door trainers en coaches. Maar hoe benader je die kinderen van verschillende leeftijden? Hoe zorg je ervoor dat ze plezier hebben en hoe kun je ze echt bereiken? Hoe kan je het beste met spelers van verschillende leeftijden communiceren om ze te motiveren, te stimuleren en te ontwikkelen.
We kijken nu een keer niet naar het hockeyinhoudelijke deel, maar naar hoe kinderen reageren op wat de trainer en/of coach doet. Dus gebruikt hij/zij zijn/haar lichaamstaal goed en gebruikt hij/zij de goede bewoordingen.
Het benaderen van kinderen behoort tot de kern van pedagogisch handelen. Maar niet ieder kind benader je op dezelfde manier. Hoe kun je spelers het beste benaderen en wat zijn de verschillen tussen spelers in de onderbouw (6 tot 14 jaar) en bovenbouw (15 tot 21 jaar)? We lopen de diverse leeftijdsgroepen langs.
Op welke manier kun je een 6- tot 14-jarige het beste benaderen?
Wat erg belangrijk is, is dat je duidelijkheid schept in je uitleg. Check of een kind jou heeft begrepen. Om überhaupt een kind naar je te laten luisteren en zich te laten ontwikkelen heb je zijn/haar aandacht nodig. Dus op het moment dat je zijn/haar naam noemt en hij/zij je aankijkt kun je een opdracht geven. Als je de aandacht van de speler hebt, kan de speler nadenken en dingen onthouden.
Een van de belangrijkste dingen is het ‘zien van de speler’: ‘Zorg dat je ook altijd goed kunt luisteren. Ga niet aan het kind voorbij. Zie de persoon achter de speler en ga vanuit oprechte interesse in gesprek. Vanuit die oprechte interesse kun je een heel natuurlijk gesprek houden. Dat is iets waar we al heel lang mee bezig zijn: zie nou eens de speler. De speler die altijd blij is maar ineens met een gebogen hoofdje aankomt, daar is iets mee. Dat kan de kat zijn, die is overreden of de buren die gaan scheiden. Op het moment dat een speler zo op jouw training komt, kun je uit gaan staan leggen wat je wilt, het kind pikt het niet op. Dan heb je geen leuke training natuurlijk.
Hoe herken je dat en wat kun je op zo’n moment doen?
Belangrijk is hierin natuurlijk dat je je spelers kent, maar vooral openheid en transparantie. Zet je team maar aan het werk en haal die ene speler er even uit. Gewoon om te vragen hoe zijn/haar dag is geweest. Ga even het gesprek aan en denk niet meteen dat het goed is als hij/zij geantwoord heeft. Praat wat verder en vraag het nog eens. Als er iets aan de hand is, kun je vragen of de speler zin heeft om mee te doen of om jou als trainer te helpen. Dan blijft de speler wel betrokken bij het team, maar laat je de keuze bij de speler. Voor zo’n speler voelt het al heel fijn dat jij aandacht voor hem/haar hebt. Belangrijk hierbij is dat je niet meegaat in zijn/haar misère maar erkent dat het vervelend is en hem/haar vervolgens de keus geeft om mee te trainen of mee te helpen om hem betrokken te houden.
Op welke manier kun je een 15- tot 21-jarige het beste benaderen?
De overlap met de jongere jeugd tot 14 jaar zit er natuurlijk in dat je iedereen oprecht en eerlijk benadert en dat je vooral ook kijkt naar de persoon achter de speler. 15- tot 16-jarigen zijn onzeker omdat het puberbrein in ontwikkeling is en ze meten of ze wel net zo goed zijn als hun omgeving. Op deze leeftijd zijn ze snel afgeleid en met hun gedachten vaak ergens anders. Wees dan heel duidelijk en concreet in je manier van benaderen en uitleg geven. Het stukje empathie is uitgeschakeld in hun brein dus krijg je als trainer en/of coach de ongeïnteresseerde puberhouding te zien. Die mag er ook zijn, maar je wilt wel dat ze plezier hebben tijdens de training. Als trainer moet je dan zorgen dat ze successen behalen en laten weten dat ze fouten mogen maken en dat niemand daar over oordeelt, zodat hun onzekerheid weggaat.
Bij 18-jarigen zie je dat ze al meer normen en waarden hebben meegekregen en het haantjesgedrag beginnen te verliezen. Op die leeftijd zie je heel erg verschil in het zoeken naar status en de rol in het team. Je kunt bij deze leeftijdscategorie veel meer vragen stellen dan bij jongere jeugd. Ze kunnen veel meer oorzaak en gevolg zien, waardoor je veel meer kunt doorvragen. Iemand van 18 of 19 kun je vragen om mee te denken, bijvoorbeeld over keuzes of doelen.
Bron: HockeyFood
Veel kinderen zijn wel eens betrokken geweest bij pestgedrag of de gevolgen daarvan. Dit kan zijn als slachtoffer, dader, maar ook als getuige. Als trainer/coach heb je een nadrukkelijke rol bij het voorkomen van pestgedrag binnen een team.
De basis hiervoor wordt mogelijk gevormd door regels, maar zeker ook door de omgang van de trainer met zijn of haar spelers.
Probeer te signaleren
Het eerste wat een hockeytrainer moet doen, is het pesten signaleren. Is iemand een buitenbeentje in de groep, dan is dat tijdens trainingen en wedstrijden niet altijd te merken. Vaak ligt de oorzaak in de hockey kwaliteiten van het slachtoffer; als die beduidend minder zijn dan die van de rest heeft dat zijn weerslag op de positie van het slachtoffer. In een wedstrijd zal hij/zij niet snel betrokken worden in het spel, en bij het bepalen van teams voor een training wil niemand graag met hem/haar in een groepje zitten.
Sta boven het pestgedrag
Iemand die gepest wordt, komt al vrij snel in een vicieuze cirkel terecht. Daar is het moeilijk uit ontsnappen, omdat een slachtoffer niet begrijpt dat het zelf onbewust pestgedrag oproept. Daarom moet de oplossing van buitenaf komen. Voor het functioneren van een hockeyteam is het dus van groot belang dat een trainer boven het pestgedrag staat.
Vaak dezelfde, verstrekkende gevolgen
Het slachtoffer van pesterijen zal nooit op zijn/haar werkelijke niveau kunnen presteren. Pesten kent namelijk vrijwel altijd dezelfde gevolgen:
Zoek de oplossing bij het slachtoffer
Omdat de oorzaak van het pestgedrag vaak is terug te voeren op het slachtoffer zelf, ligt het vaak voor de hand om daar de oplossing te zoeken. Dat is echter de verkeerde gedachte. Een trainer moet in het team zorgen voor emotionele veiligheid. Door zichzelf respectvol op te stellen naar alle spelers, ook diegenen die over minder hockeykwaliteiten beschikken, ontstaat een betere onderlinge sfeer.
Verantwoordelijkheid ook naast het veld
Wordt er eenmaal gepest, dan is het van belang de pester op zijn gedrag aan te spreken. Dat moet niet alleen op het veld gebeuren, maar ook daarbuiten. De verantwoordelijkheid ligt dus niet alleen bij een trainer, maar ook bij de vereniging, de ouders en andere betrokkenen.
Train ook eens op samenwerken
Ook helpt het om niet alleen competitieve elementen te trainen. In plaats van een oefening waarbij er een beloning is voor de snelste, langste of technisch meest vaardige, loont het ook om te trainen op samenwerken.
Bron: HockeyFood
Zaalhockey
Op hockey.nl heeft in 2019 een leuk artikel gestaan met 10 zaaltips van zaalkoning Teun Rohof van Amsterdam. De international werd elf keer landskampioen en wereldkampioen met Oranje in 2015. Deze tips willen we je niet onthouden. De tips varieren in toeasbaarheid. Sommige zijn voor iedereen geschikt. Andere voor de meer gevorderde zaalhockeyers en coaches. Lees ze en gebruik welke jij interessant vindt.
Gebruik zo min mogelijk de balk
De balken zijn elke week anders. De hoek van inval is weer anders dan de hoek van uitval. De ene balk is van ijzer, de ander van hout of plastic. Probeer niet te vaak de balk te gebruiken. Met de balk is er toch weer een extra station, in een pass tussen twee spelers. Technische perfectie bereik je door vooral strak en direct naar elkaar te passen.
Probeer bij de kop cirkel uit te komen en niet in de hoek
Je ziet vaak dat een aanval in de zaal in de hoek eindigt. Dat wil je niet. Je wilt eigenlijk altijd zo snel mogelijk naar de kop van de cirkel. Als de links- en rechtsachter overspelen, probeer je ruimte te creëren voor de pass naar voren. De ruimte die de aanvallers van de tegenpartij vrijlaten noemen we een ‘raam’. Zorg dat die ramen zo groot mogelijk worden. Terwijl er achterin wordt overgespeeld, kun je een carrousel lopen. Waarbij drie, vier of vijf spelers dynamisch van positie wisselen.’
Train vooral de basistechnieken
Begin elke training met tien minuten basistechnieken. Forehand naar forehand. Forehand naar backhand. Zonder nog op de goal te werken. Daarna kun je patronen oefenen met elkaar, vanuit de opbouw. Daarna is het toch vooral de schakelmomenten en de strafcorners oefenen, want daar ga je in het zaalhockey uit scoren. Wij trainen de 3 tegen 1 echt eindeloos. Als we een partijtje doen, betekent corner halen twee keer een corner nemen, om extra te oefenen.
Geef strafcorner aan de verkeerde kant aan
Vanaf de rechterkant aangeven op de forehand van de sleper is het makkelijkst en snelst. Dan heb je alleen een aangever en een pusher nodig. Dat loopt vaak lekker. Natuurlijk kun je variëren met een afschuif erbij op links. Een stopper erbij kan, maar dan moet je wel de tijd hebben om dat met elkaar veel te kunnen oefenen.
Strafcorner verdedigend: altijd met z’n allen, keeper loopt
Je staat daar in principe altijd met vier man te verdedigen. De keeper moet gaan lopen, want die is het beste beschermd. Je hebt een lijnstopper en drie man die verdedigen.
Zaalstick moet dezelfde kromming hebben als veldstick
Zorg ervoor dat de kromming van je zaalstick dezelfde kromming heeft als de stick waarmee je op het veld speelt. Als dat niet zo is, kost het veel tijd om te wennen aan een andere kromming en kan een pass zo een afwijking van een meter naar links of rechts hebben.
Neem de grootst mogelijke handschoen
Neem de handschoen die zo groot is als toegestaan. Zodat je hand zo goed mogelijk is beschermd. Je hoeft ook net iets minder laag te zitten, omdat je handschoen groter is. Het hockeyt net zo lekker.
Kinderen een houten stick, volwassenen misschien kunststof
In Duitsland en Oostenrijk hockeyen ze in de zaal veel met houten sticks, omdat hout meer gevoel heeft. Voor veel balcontacten en pingelen is hout misschien lekkerder. Als verdediger vind ik kunststof fijner. Ik wil power met mijn tackles. Voor kinderen is een houten zaalstick vaak goed. Dat is goedkoper. Als je ouder bent is kunststof misschien handig, omdat die sticks langer meegaan. Die zijn wel duurder.
Houd de passafstanden klein achterin
Er wordt veel over systemen gepraat met zaalhockey. Over twee man achterin, die veel op en neer passen. Dat is prima, maar ik adviseer bij de jeugd altijd de passafstanden op eigen helft wat kleiner te maken. Zodat ze makkelijk kunnen overspelen. Zet drie man in de opbouw. Eén iemand op de kop cirkel en een speler links en een speler rechts. Bij balverlies heb je dan ook een speler in het centrum staan, die de counter tegen kan houden.
Verdedig alles met je forehand, niet met je backhand
Probeer alles met de forehand te verdedigen. Dan weten de spelers achter je ook welke passlijn wel en niet dichtstaat. Die forehand moet dicht zijn. Gebruik zo min mogelijk je backhand met zaalhockey. Daar gaat de bal alleen maar van stuiteren.
Bron: HockeyFood
Strafcorner aanvallend en verdedigend
De strafcorner bij zaalhockey is misschien nog wel van doorslaggevender belang dan bij veldhockey. Wedstrijden worden beslist door een goede aanvallende corner, maar ook door een goede cornerverdediging. Zo werd Nederland wereldkampioen in de zaal na een finale tegen Oostenrijk, waar Oostenrijk in de hele wedstrijd maar liefst 7 corners te nemen kregen. Nederland kreeg er 4 en scoorden er 2. Oostenrijk kreeg er 7 en scoorden er 1. De spelers die je gebruikt moeten eigenlijk allemaal in staat zijn een rol te spelen bij zowel de aanvallende als de verdedigende strafcorner.
Strafcorner algemeen
De strafcorner in de zaal is een belangrijk wapen. Hij kan van beide kanten succesvol genomen worden. Dit is op het veld minder snel het geval dan in de zaal. Ook verdedigend is het een verschil of de bal links of rechts wordt aangegeven. Verdedigend is het een groot verschil met veldhockey dat iedereen plaats dient te nemen aan de kant van de goal waar de strafcorner niet wordt aangegeven. En er is één speler die op kop cirkel bij de tegenpartij staat (je verdedigt je de corner met 4 spelers en de keeper). De corner die, vanuit het doel gezien, links genomen wordt behoeft geen backhandstop van een stopper. De corner die, vanuit het doel gezien, rechts wordt genomen, wordt, idealiter gestopt door een speler met een backhandstop. Deze corner ligt recht voor het doel en dat is ideaal voor de afmaker.
De rol van de keeper is bij de verdedigende corner heel groot. Gezien de afmetingen van de cirkel lopen keepers vaak uit bij de strafcorner om hun doel te verkleinen. Als de keeper uitloopt, bij beide zijden dus een mogelijkheid, wordt de bal vaak naar links afgeschoven (gezien vanuit de aanvallers). Een bal die naar links rolt is makkelijk ‘one-touch’ te scoren.
Aanvallende strafcorner
Succesvolle teams in de zaal hebben altijd een goede corner. Een goede corner bestaat uit mogelijkheden om vanaf beide kanten aan te geven, direct te scoren en via de afschuif te scoren. De corner neemt veel trainingstijd in beslag. Zorg voor een op elkaar ingespeeld cornerteam, bestaande uit meerdere spelers. Het mooiste is als van de aangevers, stoppers, slepers en afschuifslepers er ieder 2 hebt. Eigenlijk zou in de in de zaal iedereen verplicht een specialisme moeten hebben bij de corner.
Verdedigende strafcorner
Vier van de vijf veldspelers hebben een rol bij de verdedigende corner. Een goede verdedigende corner is essentieel en levert wedstrijdpunten op.
Bron: HockeyFood
Met wisselen moet je verstandig omgaan. Je wilt als coach graag de ‘flow’ in het spel houden als het lekker loopt. Dit ritme kun je helemaal verstoren door te veel spelers tegelijk te wisselen. Wissel dus met beleid.
Je mag altijd wisselen behalve bij een strafcorner.
Maar bij de meeste teams is het slim het wisselen te beperken tot de momenten dat de bal bij je eigen team over de achterlijn is gegaan. Geef het wisselmoment duidelijk aan zodat de verdedigers de bal nog even vasthouden. Je kunt ook prima tijdens de wedstrijd wisselen: een rechterverdediger kan als we vol in de aanval zijn snel uit het veld stappen.
Je kunt het wisselen ook ‘gebruiken’:
om het ritme uit het spel van de tegenstander te halen of te verstoren als dat nodig is. Bijvoorbeeld als de tegenstander wel erg veel druk begint te zetten. Dan is het handig om de tijd die je kunt pakken door bij een uitbal de bal vast te houden en de spelers die ver weg staan te wisselen. Is een beetje flauw, maar als je het niet te opzichtig doet mag het gewoon en kan een scheidsrechter er niets van zeggen.
Verkeerd wisselen
Verkeerd wisselen kan een strafcorner tegen opleveren, bijvoorbeeld als je per ongeluk met een speler te veel in het veld staat. De speler gaat dus pas het veld in als de ander eruit is gestapt.
Aan een wedstrijd mogen 12 spelers meedoen. Dat is erg veel en zorgt voor veel onrust bij het wisselen. Bij de prestatieve teams is het streven met 9 spelers van start te gaan. Stel dus een roulatieschema op waarbij om beurten een speler niet meedoet.
Onze voorkeur is om in de verdediging met drie tot vier spelers te rouleren, voor de mid-mid positie met 2 spelers en in de voorhoede de rest. De voorhoede doet veel sprintwerk, dus die kun je iets sneller wisselen.
Het spelen met 2 hele teams kan veel onrust geven bij het wisselen en een wedstrijd helemaal doen omslaan. De teams zijn immers zelden even goed. Maar we kunnen ons zeker voorstellen dat het in breedteteams een goede aanpak is om iedereen evenveel te laten spelen.
De belangrijkste regel is echter:
laat iedereen spelen, niemand wordt een betere hockeyer door op de bank zitten. Het is best te begrijpen als een wedstrijd heel spannend wordt dat je kiest voor de beste spelers in het veld. Maar dit moet echt een uitzondering zijn. Je kunt ook in je ‘all star’ team een iets mindere speler laten meedraaien. Dat is juist extra leerzaam. De enige redenen om een speler langer op de bank te houden is als deze onsportief is in het veld of zich niet aan de afspraken heeft gehouden (te laat bij verzamelen, spullen vergeten, geen handschoen/bitje/scheenbeschermers of evident te laat naar bed gegaan).
Bron: HockeyFood
Op hockey.nl heeft een leuk artikel gestaan met 13 tips voor keepers in de zaal.
We willen jullie deze tips niet onthouden. De tips werden gegeven door Alexandra Heerbaart, keepster van SCHC. Zij werd met het Nederlands elftal wereldkampioen in de zaal en won twee keer de Europese titel. Met Kampong werd de lange keepster twee keer landskampioen. Zij heeft 13 tips voor zaalkeepers van alle niveaus. In de zaal is de rol van de keeper uiteraard een stuk groter dan op het veld.
De tips zijn onderverdeeld in 5 algemene tips, 5 tips voor de strafcorner en 3 tips met betrekking tot het materiaal.
Algemeen
Blijf coachen, kies posities en blijf betrokken
Zorg dat je altijd bezig blijft met het spel. Blijf dus coachen, kies continu posities en ga niet tegen de paal aanleunen. Betrokkenheid is essentieel omdat het spel zo snel gaat. Al coachend wil je dat jouw spelers bepaalde zones dichtzetten. Het is belangrijk dat de as dicht staat. In principe probeer je ervoor te zorgen dat het andere team in jouw rechterhoek, hun linkerhoek, uitkomt.
Blijf scannen waar tegenstanders staan en hoe ze hun stick vasthouden.
Ik sta meestal halverwege de cirkel. Dan houd ik goed overzicht en kan ik snel uitkomen en aanvallers verrassen of juist terug naar het doel rennen. Het is vooral opletten waar tegenstanders zich positioneren. Je moet goed kijken hoe spelers hun voeten positioneren en stick vasthouden, dan zie je wat ze van plan zijn.
Nooit naar achteren hangen, dan stuitert de bal omhoog
Let op je balans. De bal mag niet stuiteren in de zaal, dus ga niet naar achteren hangen. Je bovenlichaam moet altijd meegaan met je benen.
Je kunt ook oefenen om met je lichaam of stick de bal dood neer te leggen. Ik doe dat voor iedere training: de bal zelf opwippen en weer zonder stuiteren neerleggen.
Doe vooral sprintjes tijdens de training en warming up
Een zaalwedstrijd is intensiever dan een veldwedstrijd, ook door het uitlopen van de strafcorner. Je bent veel actiever, verricht meer reddingen en fungeert soms als extra verdediger.
Wissel het uitkomen af en kijk vooral goed naar de situatie
De timing wanneer je uitkomt is lastiger in de zaal dan op het veld. Ik wissel het zelf soms af om de aanvallers te verrassen. Je moet vooral goed kijken naar de tegenstander. Hebben ze in balbezit overzicht of zijn ze vooral met eigen bal en stick bezig? Dat is het moment dat ze jou niet zien aankomen met een blocksliding.
De strafcorner
Bestudeer het ritme van de aangever van de tegenstander tijdens de warming-up
Zetten ze één stap of twee stappen of doen ze het met een aanloop? Kijk of ze met hun hoofd naar boven of beneden aangeven, zodat je je eigen start kunt optimaliseren. Tijdens de wedstrijd ga je analyseren. Staat hun vaste sleper erin? Is hun aangever nu de captain of de wisselspeler?
Zorg dat je bij het uitlopen meteen weg bent
Het is belangrijk bij het uitlopen van de strafcorner dat je de eerste stap maakt met het afzetbeen naar voren. Ik hang een beetje naar voren en hou druk op mijn achterste been om meteen naar voren te sprinten. Soms zie je dat keepers nog op hun standbeen terechtkomen, waardoor er een vertraging is, terwijl elke milliseconde telt.
Probeer vlak voor de cirkelrand weer echt te gaan keepen
Je rent zo hard mogelijk naar de kop van de cirkel. Ik ga dan niet helemaal kamikaze. Ik probeer ook nog te keepen en te reageren op wat er op de cirkelrand gebeurt, zoals anticiperen op een afschuif. Als de sleper de bal in zijn stick heeft, probeer je op dat moment op twee voeten in balans te staan. Hoe dichter je bij de bal bent, hoe groter de kans dat de bal op je legguards komt en je de bal stopt.
Elke strafcorner alles blijven geven
De strafcorner is heel mentaal. Er wordt veel uit gescoord in de zaal. Toch zul je de mindset moeten hebben dat je elke weer alles geeft voor de bal, ook al krijg je veel goals tegen. Je bent de hero of de zero, de schlemiel. Dat is wat keepen zo bijzonder maakt.
Als keeper ben je de baas over de strafcornerverdediging
Jij bepaalt wat er gebeurt. Een beetje bluf op zijn tijd mag best. Als keeper wil je graag extra hulp op de lijn, bij de eigen rechterpaal laag en bij de linkerpaal hoog. De andere drie spelers helpen je in de cirkel. Eentje rent op de afschuif, de andere twee pakken de reboundpositie. Dat is in ieder geval de meest voorkomende verdediging bij de strafcorner. Voor de lijnstopper is het ontzettend moeilijk, dat gaat vaak mis. Je moet mazzel hebben dat iemand in je team het wil doen en er een stoere meid of jongen is met goede reflexen. Lijnstop kan je op de training oefenen met tennisballen.
Materiaal
Zorg dat je zaalmateriaal op orde is
Zaalbandjes zijn verplicht, anders maak je de vloer kapot. Clubs hameren er wel op, maar het kan zijn dat het niet altijd is geregeld. Anders moet je ze zelf bestellen. Zorg dat die bandjes goed zitten, voordat je traint en wedstrijden speelt. Ze moeten strak zitten, maar je moet nog wel lekker kunnen bewegen. Zorg ook voor zaalhoezen. Omdat de vloer wat stroever kan zijn, zijn zaalhoezen fijn om mee te keepen, je kunt beter sliden. Je legguards gaan ook snel kapot als je die hoezen er niet omdoet.
Zorg dat je schoenen niet te glad en stoffig worden
Dit is misschien niet een tip voor iedereen, maar ik heb zelf altijd een vochtige handdoek achter de goal. Zalen kunnen namelijk stoffig zijn en dan kun je last krijgen van het ‘Bambi on Ice-effect’. Dan verlies je grip door dat stof, terwijl het bij het uitlopen van de strafcorner elke seconde telt. Dus ik doe voor iedere strafcorner mijn zolen langs dat doekje, of bij een aanvallende corner. Overigens hebben we met het hele Nederlandse zaalteam vaker de zolen van onze schoenen in de cola gezet.
Zo’n mini laagje opgedroogde cola, waardoor je meer grip hebt in de zaal. Haarspray op de zool kan ook om het geheel stroever te maken. Doe dit vooral thuis, zeker niet in de zaal zelf!’
Zaalstick moet niet te licht zijn, vanwege de vele grondduels met andere sticks
Ik speel met een zaalstick in de zaal, omdat dat internationaal moet. Zorg ervoor dat je stick niet al te licht is. Als zaalkeeper kom je vaak in scrimmages of in duels op de grond. Dan wil je gewicht hebben in je stick, om zeker te zijn dat jij sterk genoeg bent. De balans van het gewicht moet midden in de stick zijn. De stick moet zeker niet te zwaar zijn. Dan kan het lastig zijn om hoge ballen te pakken.
Adres
Doornse Hockey Club
Wijngaardsesteeg 1 b
3941 MB Doorn
All Rights Reserved | Doornse Hockeyclub | Powered by LISA